IBC-Link Zang IUCN-Redlist Birdlife-Link
Zwartkop cini
Serinus nigriceps
Geografische verspreiding en biotoop
De Zwartkop cini (Serinus nigriceps) komt voor op de hoge plateaus van Ethiopië. De wetenschappelijke naam is afgeleid van niger (zwart) en ceps (kop, hoofd). De beschrijving van de vogel werd in 1840 gemaakt door Rüppell, die de soort onder bracht in genus Serinus. De boom Hagenia abyssinica, de lobelia (Lobelia subspecies) en de Zwartkop cini schijnen in relatie tot elkaar te groeien en te leven. De Zwartkop cini komt voor op hoogtes tot 4000 meter waar ook lage temperaturen kunnen heersen. Volgens waarnemingen van deze Serinus soort in de natuur zoeken deze vogels vaak voedsel op de grond. Uit maagonderzoek blijkt dat ze zich voornamelijk met zaden voeden. De roep wordt beschreven als typisch van een Serinus, de zang herinnert aan die van een putter (Carduelis carduelis subspecies). In de natuur worden de nesten aangetroffen in de periodes mei/juni en september/oktober/november.
Grootte 11-12 cm.
Geslachtsonderscheid en ondersoorten
Het geslachtsonderscheid is bij volwassen vogels mogelijk aan de hand van vooral de kopkleur; mannen hebben een uitgebreide zwarte tot zwart/bruine kopkleur, waarbij het bruine soms te zien is onder de kin en op de bovenzijde van de borst. Bij de poppen is de kopkleur meer bruinachtig/groen en de koptekening minder uitgesproken en strak afgetekend. Poppen laten rugbestreping zien. De Zwartkop cini man heeft meer geel op de schouders dan de pop. De zwarte kopkleur wordt sprekender met het toenemen van de leeftijd van de vogels. Serinus nigriceps is een soort waarvan geen ondersoorten vermeld worden.
Bijzonderheden
Zwartkop cini’s zijn nooit in grote aantallen ingevoerd. Volwassen Zwartkop cini mannen kunnen niet met andere Serinus soorten verwisseld worden, omdat geen enkele andere Serinus soort een dergelijke zwarte kopkleur heeft, noch een zeer donkere snavel. Qua gedrag wordt de Zwartkop cini ook wel vergeleken met de Europese sijs (Carduelis spinus).
04-01-2012